Rapport

Is er een vruchtbare toekomst voor groene grondstoffen in Nederland?

CE heeft voor het MNP die de energietransitie evaluateert de systeemoptie ‘Groene Grondstoffen’ uitgebreid bekeken. Gebruikte bronnen betroffen literatuurstudies en interviews met een zestal mensen ‘uit het veld’. In de studie is ook een globaal inzicht in de aan ‘groene grondstoffen gerelateerde productiekosten en
milieubelasting gegenereerd, afgezet tegen de productiekosten en milieubelasting voor de concurrerende gangbare petrochemische alternatieven.

Uit de beschikbare informatie blijkt naar ons idee dat op dit moment al veel technologie beschikbaar is en in principe een aanzienlijk deel tot een zeer groot deel van de huidige grondstoffen technisch gezien zou kunnen worden geproduceerd op basis van biomassa. Belangrijkste knelpunten voor de introductie op de markt zijn met name de kostprijs en de onbekendheid met het product bij afnemers. Bij kostprijzen die soms
2 – 3 maal hoger liggen als voor de te vervangen gangbare petrochemische producten wordt vaak alleen geïmplementeerd wanneer het petrochemische product vanwege de milieuschade bij toepassing ervan (smeermiddelen, oplosmiddelen, inkten en verven) wordt verboden of wanneer een eindgebruiker zich als duurzaam wil profileren (bioplastics). Er zijn een beperkt aantal voorbeelden gevonden waarin productie op basis van biomassa goedkoper is als productie op basis van petrochemische grondstoffen (ethanol, 1,3 propaandiol). ,
De voordelen van groene grondstoffen qua milieubelasting bij productie betreffen vooral de lagere toxiciteit bij gebruik van bepaalde producten (smeermiddelen, oplosmiddelen, inkten en verven).
Milieubelasting per eenheid product in de vorm van broeikasgasemissies is vaak alleen lager omdat een petrochemische grondstof – en dus de fossiele energie-inhoud en koolstof inhoud van deze grondstof – wordt uitgespaard. Maar de productieprocessen voor groene grondstoffen zijn vaak minder efficiënt met energie als de petrochemische productieroutes. Mogelijke uitzondering is de productie van chemicaliën waarin een stikstofatoom is opgenomen.

Bovendien kan bij de teelt van met name eiwit producerende gewassen (bijvoorbeeld koolzaad) een significante emissie van broeikasgassen optreden door de benodigde gift aan stikstof meststoffen. Meerjarige olieproducerende of suikerproducerende gewassen hebben dit euvel vaak niet.
Een derde kanttekening voor specifiek de toepassing van geteelde biomassa als grondstof is dat het benodigde ruimtegebruik van dit soort grondstoffen een ernstige aanslag op het milieu kan veroorzaken wanneer natuur moet wijken voor teeltarealen. Het verdient dan ook de aanbeveling zoveel mogelijk gebruik te maken van reststromen of anders van gewassen met een zo hoog mogelijke opbrengst per hectare aan nuttige componenten in het gewas (suikerriet, suikerbiet, palmolie).

We zien verder dat in Europa de subsidie op toepassing van biomassa voor elektriciteitproductie en voertuig brandstoffen een ongelijk speelveld heeft gecreëerd waarin ontwikkeling van groene grondstoffen minder prioriteit krijgt en waarin kosten voor de grondstoffen voor de huidige groene grondstoffen stijgen omdat deze grondstoffen worden onttrokken aan de markt voor de gesubsidieerde toepassingen in elektriciteit productie en voertuig brandstoffen productie.

Onze aanbevelingen zijn – aansluitend bij het bovenstaande – dan ook:

  • Creëer een gelijk speelveld en een overkoepelende visie op het biomassa speelveld met aandacht voor de concurrentie en mogelijke synergie tussen bio-energie, biobrandstoffen, bioproducts en voedsel.
  • Overweeg om naast vergelijkbaar aan een kWhe biosubsidie een tijdelijke bioproducts CO2-reductie subsidie in te voeren.
  • Overweeg om naast overheidsdoelen voor bio-energie en biobrandstoffen een doel vast te stellen voor duurzame nieuwe bioproducten.
  • Zorg voor een filter waarmee kansrijke opties en routes sneller kunnen worden geselecteerd en andere sneller kunnen afvallen.
  • Concentreer de inspanningen op routes met een duidelijk onafhankelijk aangetoond milieuvoordeel met een redelijk kostenplaatje.
  • Focus voor subsidieverlening voor R&D ook op toegevoegde waarde wat betreft toxiciteit of dwing dat wettelijk af – bijvoorbeeld biosmeermiddelen in natuurgebieden.
  • Laat de productie van bulkchemicaliën en de teelt van de benodigde gewassen buiten Nederland plaatsvinden en stimuleer op dit veld hooguit de ontwikkeling van conversietechnologie.

Auteurs