Greenpeace heeft CE Delft gevraagd om aan de hand van openbare gegevens de koolstofintensiteit te berekenen van sectoren die aan de EU ETS deelnemen. Middels een top-down-aanpak zijn vier industriële sectoren onderzocht (raffinaderijen, petrochemie, kunstmest, ijzer en staal), die samen het grootste deel van de Nederlandse industriële uitstoot voor hun rekening nemen. De koolstofintensiteit van deze sectoren is vergeleken met die van hun tegenhangers in andere landen.
In eerste instantie is ervan uitgegaan dat de koolstofintensiteiten in theorie gemakkelijk bepaald konden worden aan de hand van gegevens van EU ETS-regulerende instanties. Deze gegevens bleken echter vertrouwelijk en waren daarom voor ons niet beschikbaar. We stelden twee alternatieve opties vast om koolstofintensiteiten te bepalen:
Volgens de eerste methode heeft de Nederlandse petrochemische industrie over het algemeen een ongeveer gemiddelde koolstofintensiteit, terwijl de kunstmestindustrie en ijzer- en staalsector bovengemiddeld uit de bus komen. Dit kan waarschijnlijk verklaard worden, op zijn minst gedeeltelijk, door het feit dat de Nederlandse bedrijven binnen deze sectoren in de meest koolstofintensieve producten zijn gespecialiseerd. Volgens de tweede methode zijn de Nederlandse sectoren iets minder koolstofintensief dan het gemiddelde van een steekproef van Europese landen plus de Verenigde Staten, Canada, China, Japan en Zuid-Korea.