Rapport

Additionality of renewable electricity for green hydrogen production in the EU

In sectoren die niet gemakkelijk direct geëlektrificeerd kunnen worden kan hernieuwbare waterstof een belangrijke rol gaan spelen. Zolang hernieuwbare elektriciteit schaars is moeten er keuzes gemaakt worden over hoe nieuw beschikbare hernieuwbare capaciteit wordt ingezet. In deze context wordt het begrip additionaliteit gebruikt voor de eis dat nieuwe electrolysers die hernieuwbare waterstof produceren gevoed moeten worden met elektriciteit van nieuwe, hernieuwbare bronnen.

In dit onderzoek hebben we geconcludeerd dat, om CO2-emissies gedurende de energietransitie zoveel mogelijk te beperken, een strikte naleving van de eis van additionaliteit noodzakelijk is. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn:

  1. In de meeste EU-lidstaten wordt elektriciteit nog vaak geproduceerd uit fossiele brandstoffen, en productie van waterstof door middel van fossiele elektriciteit genereert veel meer CO2-uitstoot dan productie van waterstof uit aardgas
  2. De toepassing van waterstof leidt gemiddeld slechts tot een beperkte afname van emissies op basis van eindgebruik.

Vervolgens hebben we de voorwaarden onderzocht om elektriciteit als hernieuwbaar te mogen beschouwen, zoals die door de Europese Commissie in de concept-Gedelegeerde Handeling over additionaliteit zijn gepresenteerd op 20 mei 2022. We hebben geconcludeerd dat deze voorwaarden op zichzelf robuust zijn en additionaliteit zouden garanderen, zolang ze niet worden afgezwakt. Hoewel de transitiefase die in de concept-Gedelegeerde Handeling wordt voorgesteld de additionaliteitsvoorwaarden tijdelijk opschort, is de invloed hiervan op emissies waarschijnlijk beperkt. De grandfathering clause (Art. 8) zou echter een serieuzere bedreiging vormen voor het behoud van additionaliteit, zolang deze geen einddatum kent.

We hebben ons onderzoek uitgevoerd in de context van de dubbele ambitie van de Europese Commissie om in te zetten op zowel grootschalig gebruik van hernieuwbare energie in het algemeen als een snelle ontwikkeling van de productie en het gebruik van hernieuwbare waterstof in de EU. Een van onze bevindingen is dat de projecties van de Commissie zelf voor de capaciteit van hernieuwbare elektriciteit in 2030 onvoldoende zijn om de elektriciteitssector volledig te verduurzamen, de extra vraag vanwege elektrificatie te dekken en de gewenste 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof binnen de EU te produceren.