Om verdere biodiversiteitsverlies te beperken, heeft Nederland, samen met andere OESO-landen, zich gecommitteerd aan het behalen van Doel 18 van het ‘Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework’. Dit vereist dat de Nederlandse regering subsidies die schadelijk zijn voor biodiversiteit identificeert tegen 2025 en deze subsidies uiterlijk in 2030 afschaft, afbouwt of hervormt, te beginnen met de meest schadelijke en tegelijk positieve stimu-lansen op te schalen. Financiële publieke stimuli, waaronder subsidies, belastingverlagingen en garanties, worden gedefinieerd in overeenstemming met WTO- en OESO-richtlijnen en worden in deze context aangeduid als biodiversiteitsschadelijke subsidies (BHS).
Dit rapport schetst een methodologie om aan de eerste fase van deze toezegging te voldoen door Nederlandse financiële publieke stimuli te identificeren die schadelijk en gunstig zijn voor biodiversiteit.
Onze voorgestelde methodologie bouwt voort op OESO-richtlijnen en leert van andere nationale beoordelingen (zoals die in Italië, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland) en de quickscan uitgevoerd door RVO. Daarnaast sluit de beoordeling aan bij de concept-methodologie van de EU-Commissie voor Milieuschadelijke Subsidies (EHS).
Een toevoeging aan onze methodologie is de onderverdeling van grote stimuli en het vragen van expertaanbevelingen over het hervormen van stimuli om biodiversiteitsschade te verminderen, wat beleidsmakers zal helpen bij toekomstige aanpassingen. Momenteel lijkt de ‘medium’-benadering het meest geschikt voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat deze een uitgebreide analyse biedt dan de quickscan zonder overweldigende complexiteit, met vijf betrokken experts. Voor andere belangrijke ministeries – Infrastructuur en Waterstaat (I&W), Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) – kan een basis assessment in 2024 een nationaal rapport opleveren tegen 2025, met mogelijkheid voor meer diepgaande analyse daarna.