Recentelijk is een Europese richtlijn aangenomen die lidstaten aanspoort om meer biobrandstoffen in het verkeer in te zetten, maar ook mogelijkheden laat om meer biomassa buiten de verkeerssector toe te passen. In het kader van de Nederlandse invulling van deze richtlijn komt de vraag op waar biomassa nu eigenlijk het beste kan worden ingezet: in de transport- of in de energiesector? In opdracht van de VNPI heeft CE deze routes daarom vergeleken, voor de periode tot 2010 waarin de richtlijn van kracht is.
Uit de studie blijkt dat de komende jaren meestoken en bijstoken van biomassa in kolencentrales ruwweg drie- tot achtmaal kosteneffectiever is dan omzetting van biomassa naar transportbrandstoffen. Een andere conclusie is dat bijstoken relatief effectief met landbouwgrond omgaat: het levert drie- tot tienmaal meer milieuwinst op per hectare dan biodiesel. Daarnaast is het onwaarschijnlijk dat het op dit moment grootschalig introduceren van biobrandstoffen de marktintroductie van betere, meer kosten- en milieueffectieve biobrandstoffen op de langere termijn bespoedigt.
Uit oogpunt van kosteneffectief klimaatbeleid, zowel op de korte als op de lange termijn, leidt deze studie daarom tot de conclusie dat de EU richtlijn het beste met een vergroting van de inzet van biomassa in de elektriciteitssector kan worden ingevuld.