Onze consumptie in Europa heeft gevolgen voor het milieu buiten de EU-grenzen. Dit staat in toenemende belangstelling van beleidsmakers, zowel binnen Nederland, de EU als de OECD. Vanuit de EU en de OECD, en in het NMP4, zijn er plannen ontwikkeld om materiaalstromen te gaan monitoren om zo inzicht te verkrijgen in de omvang van de fysieke economie en de druk die daarmee gepaard gaat op het wereldwijde milieu. Deze monitoring richt zich op dit moment nog vooral op kilogrammen materiaalstroom. In een studie in opdracht van VROM heeft CE, samen met o.m. het CML, aangetoond dat het gewicht een slechte indicator is voor de milieubelasting die met materialen samenhangt. Monitoring van fysieke stromen materiaal is dus onvoldoende. Daarnaast kleven er andere nadelen aan de monitoringsvoorstellen van de EU en de OECD, zoals een grotere nadruk op import van materialen dan op export. In de studie worden alternatieven aangedragen voor een monitoringssysteem waarbij gegevens over fysieke stromen worden gekoppeld aan LCAs. Dit rapport bespreekt de voor- en nadelen van een dergelijke benadering en bekijkt het gebruik van een dergelijk monitoringssysteem in het beleid in Nederland.