Om klimaatdoelen voor 2030 en 2050 te behalen is een forse toename van de productie van CO2-vrije energie noodzakelijk. Hernieuwbare elektriciteitsproductie op land, in de vorm van windmolens op land en zonneparken, dragen op dit moment flink bij aan het verduurzamen van de Nederlandse elektriciteitsproductie. Maar door de snelle uitrol van windparken op zee en zon op dak ontstaat de vraag of extra windmolens op land en zonneparken, boven op de doelstelling van 35 TWh vanuit de RES, noodzakelijk zijn voor het behalen van de klimaatdoelstellingen. Of dat de verhoogde klimaatdoelstelling voor 2030 en de klimaatdoelstelling voor 2050 ook behaald kunnen worden zonder verdere groei van deze energiebronnen.
Het doel van dit onderzoek is om een beeld te schetsen op welke wijze de 2030- en 2050-doelen gehaald kunnen worden, met en zonder extra wind op land en zonneparken. En om de afwegingen tussen de verschillende energiebronnen in kaart te brengen.
Voor 2050 kunnen de klimaatdoelstellingen ook gehaald worden zonder extra wind en zon op land. Wind op zee en zon op dak (met of zonder kernenergie) in combinatie met regelbare waterstofcentrales en import van waterstof is voldoende. Er is dus ruimte om keuzes te maken tussen verschillende energiebronnen. Er zijn verschillende combinaties van energiebronnen denkbaar voor de invulling van de toekomstige energievraag, met elk zijn eigen maatschappelijke voor- en nadelen. Aangezien investeringen in duurzame energie voor een lange periode gedaan worden, is het wenselijk om hier snel keuzes in te maken.
Voor 2030 geldt dat de tijd bepalend is welke technieken in de nog zeven resterende jaren gerealiseerd kunnen worden om de doelen (van het kabinet én van de EU) te halen. Een nog verdergaande versnelling van de uitrol van windparken op zee voor 2030 is niet realistisch. Daardoor zijn andere bronnen nodig om deze doelstelling te halen, of is het nodig de doelstelling naar achteren te verschuiven.