In opdracht van het minsterie van VROM heeft CE Delft de milieueffectiviteit van acht verschillende BPM-systemen onderzocht. In hoofdlijnen gaat het daarbij om drie varianten:
De vergelijking van de verschillende BPM-systemen bestaat enerzijds uit het inzicht geven in de (financiële) prikkel die de verschillende systemen consumenten bieden om een zuinigere auto aan te schaffen en anderzijds uit het maken van een inschatting van de CO2-reducties die bij de invoering van de verschillende systemen gerealiseerd zouden kunnen worden. In beide gevallen is rekening gehouden met de afbouw van de BPM in voorbereiding op de invoering van de kilometerprijs.
Uit het onderzoek blijkt dat de progressieve BPM-systemen gebaseerd op CO2 de sterkste prikkel bieden om een zuinigere auto aan te schaffen. Bij deze systemen wordt de CO2-reductie ten opzichte van de huidige situatie in 2020 ingeschat op een extra 0,3 tot 0,5 Mton (100% BPM-afbouw). Bij 25% afbouw van de BPM is deze CO2-reductie gelijk aan 0,9 tot 1,2 Mton. De progressieve BPM-systemen danken hun effectiviteit aan het feit ze zowel een sterke prikkel bieden om een kleinere auto aan te schaffen als om een zuinigere auto van dezelfde grootte aan te schaffen. Bovendien bieden deze systemen een prikkel om auto’s voorzien van brandstofbesparende technieken met meerkosten aan te schaffen. Dit in tegenstelling tot een BPM gebaseerd op netto-cataloguswaarde, die juist een perverse prikkel op dit gebied levert.