Het Vesta MAIS-model berekent de kosten, het energiegebruik en de CO2-uitstoot van verschillende gebouwmaatregelen en gebiedsmaatregelen voor de gebouwde omgeving. In het Vesta MAIS-model kunnen individuele warmtetechnieken (conversietechnieken) worden opgelegd voor woningen en utiliteit.
Op dit moment worden alleen de hr-ketel, de hybride warmtepomp en de elektrische warmtepomp meegenomen in het model en is alleen de elektrische warmtepomp deel van de rentabiliteitsafweging. Deze is nu opgenomen in de methode van de schillabelsprongen. De hybride warmtepomp wordt ingevuld als ‘add-on’ op een bestaande cv-installatie met hr-ketel.
Het PBL wenst deze conversietechnieken, evenals een aantal nieuwe conversietechnieken, ook in te kunnen zetten op basis van rentabiliteit. De bestaande methode van de schillabelsprongen is hier echter modeltechnisch te complex voor. De methode van de rentabiliteitsafweging van conversietechnieken moet daarom worden gegeneraliseerd. Deze rapportage beschrijft een gegeneraliseerde afwegingsmethode voor conversietechnieken voor inpassing in het Vesta-model, evenals de relevante invoerparameters van deze conversietechnieken.