In de gas- en elektriciteitsmarkt worden netkosten toegerekend aan alle aangeslotenen op de energienetten (gesocialiseerd). Hierdoor zijn er nauwelijks verschillen in nettarieven die worden betaald door gebruikers in verschillende regio’s. In de warmtemarkt worden de netkosten grotendeels gedragen door de warmtegebruiker, met een maximum dat is gebaseerd op de gasprijs. Bij warmtelevering maken de netwerkkosten een groter aandeel (70%) uit dan bij verwarmen met gas. In de huidige situatie hebben leveranciers van stadswarmte soms moeite een business case rond te krijgen op basis van de wettelijk vastgelegde tarieven.
Deze studie laat zien dat de wijze van toerekening van de warmtenetkosten in belangrijke mate de business case en warmtetarieven bepalen. Een andere wijze van toerekening levert een financiële besparing op voor afnemers en/of warmteaanbieders op. Daarmee kan het aantrekkelijker worden gemaakt om over te stappen van gas op warmte. Door een meer vergelijkbare toerekening van netkosten ontstaat een gelijk speelveld in de keuzes over een lokale duurzame energievoorziening.
De effecten van het socialiseren van de warmtenetten in Zuid-Holland en de MRA zijn berekend in drie varianten. De eerste twee varianten beschrijven een toerekening waarbij de gebruikers van gas- en elektriciteitsnetten meebetalen aan warmte (en andersom). In de derde variant worden warmtenetkosten alleen aan de warmteaansluitingen toegerekend. Deze variant gaat uit van ruim 2 mln. warmteaansluitingen. Deze variant biedt de mogelijkheid om met langere afschrijvingstermijnen en lagere kapitaalvergoedingen te werken. In alle drie de varianten ontstaat een betere business case voor warmtenetten.
Deze verkenning is opgesteld in opdracht van de Amsterdam Economic Board (Amec) en het Programmabureau Warmte en Koude Zuid-Holland en gaat over de effecten van het socialiseren van de kosten van de twee warmtenetten die gepland zijn.