Deze studie, in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Economische Zaken, biedt de basis voor verdere uitwerking voor overheidsbeleid op bioplastics. CE Delft heeft de duurzaamheid van biobased plastics onderzocht, en trekt conclusies over de broeikasgasbalans, het gebruik van (natuurlijke) hulpbronnen, de relatie met zwerfafval en plastic soep, en de opties voor verwerking aan het eind van de levensduur.
Bioplastics hebben over het algemeen een lagere klimaatimpact en een lager gebruik van fossiele grondstoffen dan vergelijkbare fossiele kunststoffen. Voor productie zijn echter natuurlijke hulpbronnen nodig, zoals land en water. Daarom geeft CE Delft de aanbeveling duurzaamheidscriteria als voorwaarde voor beleidsinterventies te stellen. Er bestaan bio-afbreekbare bioplastics en niet bio-afbreekbare bioplastics. CE Delft beveelt aan de niet bio-afbreekbare via bestaande systemen te recyclen. Door recycling wordt de milieudruk geminimaliseerd, evenals gebruik van grondstoffen. Beleid op bio-afbreekbare plastics zou zich enkel moeten richten op toepassingen waarbij de bio-afbreekbaarheid óf 1) functioneel is, zoals in land- en tuinbouw toepassingen en/of 2) co-benefits heeft, zoals het vergemakkelijken van inzameling van GFT. Bio-afbreekbare bioplastics zijn geen oplossing voor het zwerfafvalprobleem; de afbraak is daarvoor te langzaam. Het ‘plastic soep’ probleem kan gereduceerd worden als de bio-afbreekbare plastics gebruikt worden in toepassingen waarbij er micro-plastics vrijkomen tijdens de gebruiksfase.
De conclusie is dat bioplastics een belangrijk rol kunnen spelen in een duurzame circulaire economie. Een combinatie van een hoog recyclingpercentage en het vervangen van de nog beperkt benodigde grondstoffen door biobased grondstoffen is een interessant duurzaam toekomstbeeld. CE Delft geeft negen beleidssuggesties voor een stap in die richting.