Interne CO2-beprijzing kan een grote rol spelen bij de inkoop van goederen en diensten van de overheid. Via de Klimaatenvelop is geld beschikbaar gekomen voor onderzoek naar de mogelijkheden om CO2-beprijzing toe te passen bij de lagere overheden. Hiervoor zijn via het Klimaatverbond (namens het Interprovinciaal Overleg IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) diverse projecten gerealiseerd die de toepassing van CO2-beprijzing onderzoeken.
Een belangrijk punt hierbij is hoe moet worden omgegaan met de eigen inkoop van de zogenaamde groene stroom, oftewel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen die aangetoond wordt middels Garantie van Oorsprong (GvO’s).
Daar is op dit moment geen uniforme methodiek voor beschikbaar. Bij de meeste lagere overheden wordt gesteld dat bij de inkoop van elektriciteit met GvO’s, geen CO2-emissies worden toegekend aan het elektriciteitsverbruik. Dit is om meerdere redenen een onbevredigende praktijk. Zo ontneemt het toekennen van een nulemissie aan groen ingekochte elektriciteit elke klimaatgemotiveerde prikkel om te komen tot energiebesparing (zoals ledverlichting of het aanbrengen van schakelaars op centraal geregelde verlichtingen). Daarnaast mag de inkoper van groene elektriciteit al het ‘CO2-voordeel’ aan zich toerekenen terwijl er veel andere partijen, en geldstromen betrokken zijn bij de realisatie van de hernieuwbare productiefaciliteit. Deze studie onderzoekt of er een alternatief mogelijk is voor de bepaling van de CO2-emissie van groen ingekochte elektriciteit.