Rapport

Jaarrapportage convenant duurzaamheid biomassa

In 2015 sloten energiebedrijven en milieuorganisaties het Convenant Duurzaamheid Biomassa (verder genoemd: het Convenant). Het Convenant schrijft ook voor dat een onafhankelijke partij jaarlijks rapporteert over de geleverde inspanningen en bereikte resultaten.

Deze rapportage beschrijft de geleverde inspanningen en bereikte resultaten over het jaar 2022 rond de inzet van biomassa, de naleving van de duurzaamheidseisen, de voortgang van het in het Convenant afgesproken stimuleringsprogramma en de realisatie van het minimumgroeipad en ambitiepad. De data in deze rapportage is aangeleverd door de energiebedrijven en Stichting Dutch Biomass Certification (DBC). De energiebedrijven hebben vertrouwelijke detaildata aangeleverd op leveringsniveau. Wegens mededingingsregels zijn die in deze rapportage geaggregeerd weergegeven, en gebruiken we om dezelfde reden soms kwalitatieve bewoordingen (zoals ‘het overgrote deel’) in plaats van precieze cijfers.

Biomassa-inzet
In 2022 is in totaal 2.598.822 ton aan biomassa ingezet voor bij- en meestook in kolencentrales in Nederland. Dit is een afname van 18% ten opzichte van 2021. De ingezette biomassa in 2022 bestond voor 96,4 massaprocent uit houtpellets. Van de totale inzet aan biomassa voor bij- en meestook in 2022 bestond 95,6 massaprocent uit biogene rest- en afvalstromen (Categorie 5), 3,8% uit houtige biomassa uit bosbeheereenheden kleiner dan 500 hectare (Categorie 2) en 0,6% uit houtige biomassa uit bosbeheereenheden groter dan 500 hectare (Categorie 1).

De Categorie 2-biomassa behoorde geheel tot de subcategorie ‘risicogebaseerde werkwijze’. In 2022 kwam het grootste deel van de biomassa uit Noord-Amerika (63%). Bijna een kwart was afkomstig uit de EU (23%). Daarnaast kwam nog 10% uit Europese landen die niet tot de EU behoren (waaronder Rusland) en 3,4% uit Azië.

Wettelijke en bovenwettelijke duurzaamheidseisen
De wettelijke duurzaamheidseisen zijn in 2022 voor 100% afgedekt conform het RVO-overzicht van afdekking van de eisen. Honderd procent van de Categorie 1-biomassa en Categorie 2-biomassa (oftewel 4,4% van de totale biomassa-inzet) voldoet aan de bovenwettelijke eisen, wanneer de lijn van de bevindingen van de geschillencommissie wordt gevolgd en aldus de interimregeling wordt toegepast.

Realisatie van het groeipad naar FSC- of gelijkwaardige certificering op perceelniveau
Volgens de interpretatie op basis van alleen de Convenanttekst zijn de afspraken over het minimum-ingroeipad voor 2022 uit het Convenant (tenminste 90% certificering van Categorie 1- en Categorie 2-biomassa op perceelniveau) volgens de aangeleverde informatie niet gerealiseerd, omdat de duurzaamheid van Categorie 1- en Categorie 2-biomassa voor 13% met certificering op perceelniveau is aangetoond. Omdat dit groeipad als inspanningsverplichting is geformuleerd, kan op basis van deze realisatie niet gesteld worden dat niet aan de Convenantafspraken is voldaan.

Wanneer de interpretatie van de energiebedrijven wordt gevolgd, zijn de afspraken over het minimum-ingroeipad voor 2022 gerealiseerd, omdat de duurzaamheid van 100% van de Categorie 2-biomassa met de risicogebaseerde aanpak is aangetoond. De energiebedrijven hebben gemeld de regels van de SDE+-beschikkingen te volgen, waarbij ze tot 2023 naleving van de wettelijke eisen kunnen aantonen op basis van de risicogebaseerde aanpak, zoals volgt uit het groeipad dat is opgenomen in het Verificatieprotocol. Als we de lijn van de geschillencommissie met betrekking tot de interimregeling ook toepassen op het groeipad voor wat betreft de bovenwettelijke eisen, is de conclusie dat de afspraken voor het groeipad door de bedrijven voor de bovenwettelijke eisen zijn nagekomen.