Rapport

Systeemstudie energie-infrastructuur Zuid-Holland. Integrale systeemstudie gas, elektriciteit, CO2 en warmte; 2020-2030-2050

De ‘Systeemstudie energie-infrastructuur 2020-2030-2050 Zuid-Holland’ onderzoekt de infrastructuurgebonden energievoorziening: elektriciteit, gas (methaan (aardgas, groengas) en waterstof), warmte en ook CO2. Aan de hand van vijf scenario’s is gekeken wat de impact is van de energietransitie op de (huidige) energie-infrastructuren én welke oplossingen en ontwikkelingen nodig zijn om de energietransitie in Zuid-Holland mogelijk te maken. Voor 2030 is één scenario gehanteerd, gebaseerd op het Klimaatakkoord inclusief de RESsen. De scenario’s voor 2050 zijn zo gekozen dat ze verschillende routes vormen naar klimaatneutraliteit in 2050, teneinde de impact te bepalen op het energiesysteem. Het zijn nadrukkelijk geen blauwdrukken van hoe het moet, maar verkenningen van mogelijke ontwikkelingen. Samen spannen ze de hoeken van het speelveld op waarbinnen het energiesysteem zich zal ontwikkelen.

De totale vraag naar energie in 2050 varieert per scenario, van 9% krimp tot 27% groei ten opzichte van nu. Binnen die totale energievraag treden grote systeemverschuivingen op:

  • De inzet op CO2-emissiereductie leidt tot afname in aardgasvraag, dat wordt vervangen door andere energiedragers.
  • De vraag naar elektriciteit neemt, ondanks besparing, sterk toe, in alle scenario’s. Dit komt door elektrificatie in de mobiliteit, in de industrie en van een deel van de warmtevraag.
  • De productie van elektriciteit verandert ingrijpend, met aanlanding van grote vermogens ‘wind op zee’ op de Maasvlakte en met de groeiende inzet van zon-pv en van wind op land.
  • De warmtevraag zal voor een deel worden ingevuld met collectieve warmtenetten, die in de verschillende scenario’s aanzienlijk tot sterk toenemen, met name in de gebouwde omgeving en de glastuinbouw.

Al deze wijzingen hebben impact op de infrastructuren. Het veranderende energiesysteem vraagt meer – en meer diversiteit – aan infrastructuur (en dus investeringen), flexmiddelen vanwege toenemende onbalans, ruimte, en ook innovaties en passende wet- en regelgeving.

De studie is uitgevoerd door CE Delft, Quintel en TNO, onder opdrachtgeverschap van provincie Zuid-Holland, Stedin en Havenbedrijf Rotterdam.

Auteurs