Rapport

Convenant duurzaamheid biomassa. Jaarrapportage 2020

In 2015 sloten energiebedrijven en milieuorganisaties het Convenant Duurzaamheid Biomassa (verder genoemd: het Convenant). Het Convenant schrijft ook voor dat een onafhankelijke partij jaarlijks rapporteert over de geleverde inspanningen en bereikte resultaten. Deze rapportage beschrijft de geleverde inspanningen en bereikte resultaten over het jaar 2020 rond de inzet van biomassa, de naleving van de duurzaamheidseisen, de voortgang van het in het Convenant afgesproken stimuleringsprogramma en de realisatie van het minimumgroeipad en ambitiepad. Dit jaar is tevens de uitspraak van de geschillencommissie (van oktober 2020) meegenomen bij de interpretatie van de resultaten.

De data in deze rapportage zijn aangeleverd door de energiebedrijven en stichting Dutch Biomass Certification (DBC). De energiebedrijven hebben vertrouwelijke detaildata aangeleverd op leveringsniveau. Wegens mededingingsregels zijn die in deze rapportage geaggregeerd weergegeven, en gebruiken we om dezelfde reden soms kwalitatieve bewoordingen (zoals ‘het overgrote deel’) in plaats van precieze cijfers.

Biomassa-inzet
In 2020 is in totaal 2.261.804 ton aan biomassa ingezet voor bij- en meestook in kolencentrales in Nederland. Dit is ruim 2,7 keer zoveel als in 2019 en komt overeen met ongeveer 18,6 PJ aan geleverde energie (elektriciteit plus warmte). De ingezette biomassa in 2020 bestaat voor 93,9% uit houtpellets. Van de totale inzet aan biomassa voor bij- en meestook in 2020 bestond 92 massaprocent uit biogene rest- en afvalstromen (Categorie 5) en 8 massaprocent uit houtige biomassa uit bosbeheereenheden kleiner dan 500 hectare (Categorie 2). Van de 8% Categorie 2-biomassa behoorde 89%punt tot de subcategorie ‘risico-gebaseerde werkwijze’. De overige 11%punt bestond uit gecontroleerde biomassa.
In 2020 kwam het grootste deel van de biomassa uit Noord-Amerika (45%). Iets meer dan een derde was afkomstig uit de EU (36%). Daarnaast kwam nog 16% uit Europese landen die niet tot de EU behoren (inclusief Rusland), 2% uit Zuid-Amerika en 1% uit Azië.

Wettelijke en bovenwettelijke duurzaamheidseisen
De wettelijke duurzaamheidseisen zijn in 2020 voor 100% afgedekt conform het RVO-overzicht van afdekking van de eisen. 100%punt van de categorie 2-biomassa (oftewel 8% van de totale biomassa-inzet) voldoet aan de bovenwettelijke eisen wanneer de lijn van de bevindingen van de geschillencommissie wordt gevolgd en daarmee de interimregeling wordt toegepast.

Realisatie van het groeipad naar FSC of gelijkwaardige certificering op perceelniveau
Volgens de interpretatie van de Convenantstekst zijn de afspraken over het minimum-ingroeipad voor 2020 voor de wettelijke eisen niet gerealiseerd, omdat de duurzaamheid van de categorie-2 biomassa voor 0%punt met certificering op perceelniveau is aangetoond. Wanneer de interpretatie van de energiebedrijven wordt gevolgd, zijn de afspraken over het minimum-ingroeipad voor 2020 gerealiseerd, omdat volgens hen de risicogebaseerde aanpak gevolgd mag worden. De energiebedrijven hebben aangegeven dat het voor hen niet werkbaar is om twee systemen (SDE+ en Covnenant) naast elkaar te hanteren en er onvoldoende gecertificeerde biomassa op perceelniveau beschikbaar is. Daarom hebben zij de lijn van de SDE+ gevolgd.

Als we de lijn van de geschillencommissie (met betrekking tot de interimregeling) ook toepassen op het groeipad en de interpretatie van de energiebedrijven volgen waarbij de risico-gebaseerde aanpak meetelt voor het groeipad, is de conclusie dat de afspraken voor het groeipad door beide bedrijven, behalve voor de Chain of Custody-eisen, ook voor de bovenwettelijke eisen zijn nagekomen, omdat de 79,6% (18,2+61,4%) boven het minimum-ingroeipad uitkomt.

Echter wanneer we de lijn van de geschillencommissie toepassen (met betrekking tot de interimregeling) en daarnaast de interpretatie van de Convenantstekst gevolgd wordt dat alleen certificering op perceelnvieau meetelt, heeft één bedrijf het groeipad gerealiseerd en blijkt van het andere bedrijf uit de aangeleverde informatie niet eenduidig dat het groeipad gerealiseerd is.

Deze conclusie betekent niet dat niet aan het Convenant is voldaan, omdat de realisatie van het groeipad als inspanningsverplichting is geformuleerd.