Zes maatschappelijke organisaties (AbvaKabo, FNV, Greenpeace, Milieudefensie, Natuur&Milieu, WereldNatuurfonds) hebben in 2007 door CE Delft een plan laten opstellen om de CO2-emissies in 2030 te halveren. Het plan is uitgewerkt in samenwerking met diverse andere partijen en begeleid door een commissie van hoogleraren en vertegenwoordigers van de ministeries EZ en VROM en van het Milieu en Natuur Planbureau.
Belangrijkste punten in het plan zijn dat alle energiegebruikers of individueel (industrie, elektriciteitsproductie, luchtvaart) of collectief (gebouwde omgeving, transport) onder een emissierechtensysteem met klimaatbudget komen te vallen. De inspanningen, en daarmee de kosten zijn gedifferentieerd om de acceptatie zo groot mogelijk te laten zijn (ETS -40%, gebouwde omgeving -60%, transport -35%). De rechten voor de drie systemen worden geveild en niet weggegeven. Daarnaast komen er normen voor voertuigen, gebouwen (nieuw en bestaand) en apparaten.
Omdat snelheid geboden is en het implementeren van de klimaatbudgetsystemen enkele jaren zal vergen, zijn er diverse tijdelijke instrumenten. Bijvoorbeeld een interim-wet voor elektriciteitsproductie. Vanaf heden moet elke nieuwe centrale elektriciteit met maximaal 375 g/kWh produceren. Hoe? dat is aan de producent. De effecten van het plan zijn doorgerekend en leiden tot de gewenste halvering van de broeikasgassen, een jaarlijkse efficiencyverbetering van 2,1%. De kosten bedragen in 2030 jaarlijks ruim 4 miljard euro, maar er zijn ook forse maatschappelijke baten. De werkgelegenheid stijgt licht. De extra kosten voor een gemiddeld huishouden groeien in 25 jaar naar extra 600 euro, terwijl in diezelfde periode het nationale inkomen stijgt met 50%. Met name zuinige energiegebruikers worden beter van het plan, kwistige energiegebruikers worden geconfronteerd met hogere kosten.